-
1 the table wobbles
-
2 wobble
n. waggelen, wiebelen; schommelen; weifelen--------v. waggelen, beven; wiebelenwobble1[ wobl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schommeling ⇒ afwijking, fluctuatie————————wobble21 wiebelen/schommelen (met)♦voorbeelden:1 don't wobble your chair • zit niet met/op je stoel te wiebelenthe table wobbles • de tafel wiebelt
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский